top of page
Pascal Maas

Overtocht St Maarten - Bermuda



Simpson bay lagoon, St. Maarten, 14 mei 2007

De afgelopen dagen hebben in het teken gestaan van de aanstaande oceaanoversteken. De boot wordt van top tot teen gecontroleerd of er niet iets kapot is en we doen weer kilo's boodschappen. Het bijbootje zit zo vol, dat ie bijna zinkt. Ook gaan we langs bij werfbaas Roger, en zijn vrouw Pat. We kennen ze van een reparatie en ze hebben ons hebben uitgenodigd om ons een dagje St. Maarten te laten zien. Op zondagochtend stappen we in hun buitengewoon brakke Daihatsu four wheel drive. Hun opvatting over auto's ("als het maar rijdt") lijkt nog verder te gaan dan de onze. Zowel het dak als de vloer zijn eruit geroest, maar die zijn weer aan elkaar geplakt met glasfiber. We rijden het hele eiland rond en stoppen regelmatig bij mooie uitkijkpunten, leuke kroegjes en heerlijke restaurantjes. We babbelen de hele dag door, alsof we elkaar al jaren kennen. De volgende avond halen ze ons over om ook nog bij hen op de boot te komen eten. Onze avond voor vertrek is zo weer een gezellige avond.


St. Maarten, 15 mei 2007

Het vertrek uit Simpson bay is een ware uittocht. Aangezien je afhankelijk bent van de brugopeningstijden, vertrekt iedereen precies tegelijkertijd. In optocht gaan we onder de brug van half twaalf door. Al snel verspreidt de vloot zich, maar we blijven nog heel vaak een zeilbootje aan de horizon zien. Hoezo leeg op die oceaan? Ook het radionetje geeft je een prettig gevoel dat je niet alleen op de wereld bent. We hebben ons aangesloten bij een Nederlands radionetje, dat geïnitieerd wordt door de Diederik. Via de marifoon houden we ook nog contact met de Maia (Oostenrijks/Amerikaans) en later de Hobnob (USA). Zo verbroederen we midden op zee met allerlei boten die we nog nooit gezien hebben.

Rustig drinken we een frisje in het gangpad, totdat er een grote golf overkomt. We hebben weer een puist wind, dus we gaan hard. Het is heerlijk zeilen. We moeten wel vaak zeil wisselen, omdat de wind wisselend is, maar we liggen heerlijk, zo halvewind, en de golven zijn eigenlijk vrij rustig. Zo moet een oceaanoversteek zijn!

Wat verder opvalt is dat het al snel geen tropenweer meer is. Overdag blijven T-shirts aan en 's nachts komen de truien tevoorschijn. We waren vergeten hoe dat was. Eenmaal in Bermuda blijken alle boten daar last van te hebben. Voor Nederlandse begrippen is het heerlijk zomerweer, overdag 25 graden en 's nachts nog steeds 20, maar wij lopen in wolle truien rond....


24 32' N, 63 53' W, 18 mei 2007

PANG! Midden in de nacht, als Sylvia net in bed ligt en Pascal op wacht zit, horen we een keiharde knal. Syl zit rechtop in bed. Wat was dat? Zijn we ergens tegenop gevaren? Gelukkig, er lekt niks binnen. Dan buiten kijken. De verstaging hangt een beetje slap. Als een haas het grootzeil naar beneden. Alle stagen langslopen. Er lijkt niets gebroken. Ook de zalingen zitten er nog. Waarom hangt alles dan slap? Begrijpen er niets van. Weer binnen kijken. Onderdeks blijkt een onderdeel van de verstaging van 20 mm dik te zijn gebroken. Hoe is het mogelijk! We zien nu ook dat het dek op en neer beweegt. Dat vangt nu de krachten op die de stang hoort op te vangen. Dat is geen gezonde situatie. We proberen met veel kunst en vliegwerk en alle RVS harpen en schakels die we aan boord kunnen vinden de trekstang te vervangen. Versie 3 werkt uiteindelijk, je ziet dat onze noodoplossing de krachten opvangt. Pfff. Even rust.

Maar we zijn er nog niet. We hebben niet genoeg diesel om de rest van de tocht te moteren. Dus we moeten nog minstens 150 mijl zeilen. De werkfok blijft dus omhoog en nu maar duimen dat de boel het houdt. Op zo'n moment blijkt de waarde van een radionet. We kunnen het vooralsnog zonder hulp van buiten af, maar als het nodig is, zijn er allerlei boten die naar ons toe kunnen varen. Ook de bemoedigende woorden die uit de krakerige radio komen, soms van boten die we nog niet eerder gehoord hadden, zijn hartverwarmend. Het moraal aan boord stijgt bij ieder radiocontact.

Uiteindelijk gaat alles goed. Het weer houdt zich redelijk en na anderhalve dag kunnen we verder op de motor, om het tuig te ontlasten. Opgelucht varen we de nauwe ingang van St. George harbour op Bermuda binnen. We hebben het gehaald!


Bermuda, 22 mei 2007

Bermuda is een vreemd eiland. Het ziet er uit als Engels platteland in de zomer, met een flinke scheut Disneyworld eroverheen. De keurige roze, lichtblauwe en mintgroene huisjes met witte dakjes en minitueus aangelegde en verzorgde tuintjes steken schril af tegen de hordes dikke Amerikaanse toeristen in hun shorts, renschoenen en zuurstokroze T-shirts die iedere paar dagen door een groot cruiseschip over het stadje worden uitgespuugd. Het handjevol zeilers dat hier tussendoor loopt, pik je er zo tussenuit: verlopen kleren, te lang niet naar de kapper geweest en een heel wat gezondere kleur dan de andere toeristen. De Bermudanen zijn ook een typisch volk. Ze zitten vol met regeltjes en procedures. Overal hangen bordjes met aanwijzingen (no loitering, don't litter). Daar is Nederland niks bij. Eerst schik je er even van. Al 30 mijl buiten Bermuda wordt je via de marifoon opgeroepen en je het hemd van het lijf gevraagd (wat is uw MMSI nummer (uhh?), wat is het merk van uw reddingsvlot (uhh?). Maar eenmaal bij de douanesteiger blijken ze allemaal even vriendelijk te zijn.

Ook bij het inklaren van onze bemanning, Astrid en Martijn, blijkt deze vriendelijke regeldwang. In welk hotel ze slapen. O, op een boot. Welke boot? Ze laten een door ons geschreven brief zien, dat ze bij ons aan boord komen. Dit wordt gecontroleerd bij Bermuda radio. En wij hadden ze moeten ophalen van het vliegveld. Als wij er niet blijken te zijn, slaat de regeltjesdrang om in vriendelijke ongerustheid. Als ze ons niet kunnen vinden, waar moeten Astrid en Martijn dan slapen? Hoe gaan ze ons bereiken? Weer wordt contact opgenomen met Bermuda radio, die ons via de marifoon oproepen. Waar wij zijn. Nee, waar we precies zijn. Of we naar de douanedock kunnen komen. Wij zijn wederom bang voor veel administratie, maar het blijkt allemaal vriendelijkheid te zijn. De taxi kan het douanekantoor tenminste vinden. En zo worden onze gasten met alle egars bij ons afgezet.

De zeilersgemeenschap in Bermuda is klein. Er liggen zo'n twintig boten voor anker, die allemaal ook net uit St. Maarten zijn gekomen en voor het overgrote deel naar de Azoren gaan. In tegenstelling tot de Carieb verbroederen de boten hier enorm. Iedereen weet meteen van iedereens reilen en zeilen. Het is net een dorp, maar dan nog kleiner. Er wordt iedere dag wel ergens geborreld, waarbij het hoofdonderwerp is wanneer je van plan bent te vertrekken.

Op maandag verkennen we het eiland. Eerst de ferry naar Dockyard waar we het maritiem museum bekijken en met fascinatie kijken naar mensen die 285 dollar betalen om een dolfijn te mogen aaien. Daarna met de bus naar de roze stranden. Er zit fijngemaald rood koraal tussen het zand, waardoor het strand roze lijkt. Prachtig. Bij de bushalte krijgen we weer een mooi staaltje Amerikanisme. Een mevrouw wil conversatie maken en vraagt aan Astrid: "how do you like the States?". Je ziet Astrid denken wat ze hier nou eens op zal antwoorden. Vervolgens verbetert zij de mevrouw kordaat en zegt dat Bermuda niet tot de Verenigde Staten behoren. "O, thats right, were not, this is Bermuda, isn't it dear". De belangrijkste attractie slaan wij over: de negen golfbanen.


Logstand: 7143 nm.


Recent Posts

See All

Oversteek Spanje - Bretagne

La Coruña, Spanje, 10 augustus 2007 Nog even de zon niet loslaten, dat was de bedoeling van het via Spanje naar huis zeilen, in plaats...

Comments


bottom of page