Het is stil en het is mistig. We varen de anse d’Auberlac’h uit, een slaperig baaitje in de Rade de Brest. Het is nog vroeg en het lijkt alsof er nog niemand wakker is. Met weinig wind sluipen we naar buiten. Jammer dat we alweer door moeten. De rade, een binnenzee bij Brest, biedt vele aantrekkelijke ankerplekken. Er was nog dat baaitje met dat goede restaurant op de kade, maar die zal moeten wachten tot een volgende keer. Ile de Sein willen we niet missen.
Mist is niet ideaal voor een tocht naar Ile de Sein. Goed zicht is bij de aanloop wel praktisch. Ile de Sein bevindt zich op het meest westelijke punt van Frankrijk. Tussen eiland en vaste land bevindt zich de Raz de Sein. Dit is het domein van rotsen en sterke getijstromen. De gidsjes doen er poeh-poeh over. ‘As a rule the Raz should always be taken at slack water to ensure the least uncomfortable conditions’. ‘Notorious’. ‘Temperamental’. ‘Precise timing is vital’.
Ons favouriete gidsje – The Secret Anchorages of Brittany – is echter optimistisch over Ile de Sein. Wat nodig is, is ‘a positive decision to divert westward a couple of miles to find one of the most fascinating harbours on the west coast of France’. Wij vallen altijd languit voor dit soort beschrijvingen en dit boekje heeft de prettige gewoonte ze na te komen. De jachthaven van Camaret is plezant, maar dit keer zijn we in voor a change of scenery.
Een sterke zijstroming bij het binnenlopen van Ile de Sein moet vermeden worden, dus we willen – inderdaad – rond slack arriveren. Het liefst zouden we met hoog water aankomen. De baai van Ile de Sein valt deels droog. Er is dan minder ruimte om te ankeren en misschien komen we er door onvoldoende diepte niet in.
Hoog water valt vandaag echter in de avond en we willen tijd hebben om het eiland te bezoeken en een hapje te eten aan wal. We kiezen er daarom voor om juist rond laag water aan te komen. Dat valt vroeg in de middag. Bij het binnenvaren halen we de kiel op en dan zien we wel hoe ver we komen. Mocht de haven droog liggen, dan ankeren we buiten totdat het water weer voldoende is gestegen. Bijkomend voordeel van aankomen op laag is dat we de hele tocht stroom mee hebben.
De reis zelf is uneventful. De rust en de mist houden de hele tocht aan. Dat betekent helaas weer dat de motor aan moet, want we hebben een tij te halen. Op ‘t zeil, dat wel bijstaat, lopen we slechts twee knopen. Te weinig.
Ondanks de mist is het navigeren niet moeilijk. Wat een uitkomst zijn elektronische kaarten toch. Je ziet op je iPad precies waar je bent. Ons vorige rondje, vijftien jaar terug, ging nog op de papieren kaart. Een kruis in de kaart zetten vanaf GPS-coördinaten was tedious, dus dat deden we niet vaak. Varen deden we veel meer op het zicht. Dan is mist veel vervelender. Op een goed moment doemen er dingen uit de mist op en pas dan weet je of je goed of fout zit. Eigenlijk veel spannender.
De oude gewoonte zit er nog steeds in, dus met anticipatie wordt er door het grijs getuurd op zoek naar de eerste glimps van een rots, een kademuur, een vuurtoren. Het lijkt ons een klassieke aanloop voor deze haven.
Op een mijl of twee afstand komen er dingen in zicht. We varen behoedzaam naar binnen. Druk is het niet, in de voorhaven ligt maar één geankerd jacht. Ruimte zat dus, maar we willen verder naar binnen. Een visser waarschuwt ons dat het verderop snel ondiep wordt. Ons geheime wapen is echter al de kielkast in gedraaid. We varen door met een diepgang van krap een meter. Enigszinds tot onze verassing – het is twee dagen na springtij – blijkt er binnen nog 1,7 meter water te staan. Een Fransman vaart behoedzaam met ons op en zoekt zijn eigen ankerplaatsje. Rotsen en wier vermijden is niet moeilijk, het water is helder en de bodem is zichtbaar. Prachtige waterplanten hangen van bodem naar oppervlakte. Het anker er in dan maar. Tijd om eens rustig om ons heen te kijken. Wat een geweldige plek.
‘When the anchor is holding and you gaze around, the overwhelming sensation is one of disbelief that a real community exist out here, unknown and invisible to the stream of boats trekking north and south each season through the Raz de Sein.’
Het dorpje krijgt het volle zoute geweld van de atlantiek te voorduren en het onderhoud loopt in de regel achter op het weer. De huizen staan knus bij elkaar in een poging de wind zoveel mogelijk buiten te houden. Het eiland is maar een paar meter hoog. Het liep dan ook regelmatig onder bij zwaar weer. Foto’s in de kroeg tonen brekende zeeën over de kades van de havenkom, een aanwijzing dat je hier ‘s winters beter niet kunt zijn.
Begin deze eeuw woonden er zo’n 1800 mensen die leefden van de visvangst. Nu zijn dat er nog maar 200 die het voornamelijk moeten hebben van het toerisme. Er groeit bijna niets. De inwoners zijn dapper en koppig. In de tweede wereldoorlog heeft de gehele mannelijke bevolking zich aangemeld bij de Vrije Fransen. Een groot deel van Bretonse reddingsbrigade wordt bemand door eilandbewoners. Ondanks aandringen van de Franse overheid, weigeren de inwoners hun eiland te verlaten.
‘s Zomers is er bedrijvigheid. We doen een biertje op de kade. Het toeristenseizoen is nog niet begonnen, de kroegbaas heeft tijd voor een praatje met de restauranthouder. Daar komt de visser voorbij die ons waarschuwde voor de ondiepte. Iedereen lijkt elkaar te kennen; er is ruim tijd voor een spelletje pétanque.
Vanavond doen wij een hapje op de kade, morgen gaan we uitgebreid ‘t dorp verkennen. Morgenavond, vlak voor vloed, gaan we al weer verder. Door de Raz, met stroom mee, op weg naar het zuiden.
Comments